‘Kaïn’ betekent smid en ‘Abel’ herder. Beiden treden op als priester. En in stilte vragen wij ons af, op basis waarvan een priesterdom verwacht dat JHWH voor haar offers waardering zou moeten hebben. Joden echter kunnen die vraag niet stellen; laat staan beantwoorden. Duidelijk is dat een priesterdom algemeen gewaardeerd wordt vanwege haar pastoraat, terwijl toch kerkelijk opbouwwerk veel meer aanzien verdient; en dus zou moeten krijgen (Gen4,1-16) .
Door het niet vertalen van ‘Hanoch’ (wijding), ‘Hirad’ (tempelstad), ‘Mehujahel’ (God doet leven), ‘Methusaël’ (de man die God behoort), ‘Lamech’ (macht), ‘Ada’ (ornament), ‘Zilla’ (somberte), ‘Jabal’ (leiden), ‘Jubal’ (gejubel), ‘Tubal-Kaïn’ (wapengeweld), ‘Naëma’ (godin van de liefde), wordt ons lezers vervolgens onthouden hoe een priesterdom aan haar kerkelijk bestaan een grenzeloze macht ontleent (Gen4,17-24). Maar ook de geschapen mensheid liet zich destijds gelden. Zij stichtte een alternatief priesterdom, waarvan het historisch bestaan als volgt in beeld werd gebracht (Gen5).
Na Adam: | Voor Christus | |
---|---|---|
130-930 | als stichting van Adam (Seth) | 3826-3026 |
235-1140 | als humanistische instelling (Enos) | 3721-2816 |
325-1235 | als vormingsinstituut (Kenan) | 3631-2721 |
395-1290 | als instelling van eredienst (Mahalaleël) | 3561-2666 |
460-1422 | als tempelstad (Jered) | 3496-2534 |
622-987 | als wijding (Hanoch) in hemelse verbondenheid | 3334-2969 |
687-1656 | als vooruitstrevend priesterdom (Methusaleh) | 3269-2300 |
874-1651 | als overheersend priesterdom (Lamech) | 3081-2305 |
1056-…… | als maatschappelijk betrokken Kerk van Noach | 2900-……. |
1556-…… | als wereldkerk van Sem, Cham en Jafeth | 2400-……. |
Zo’n priesterdom groeit op vele manieren uit haar voegen en vooral in een hoogheidswaan waar weinig tegen in te brengen is. Dit bracht Noach ertoe een conferentieoord te bouwen voor een besloten en neutrale vergadering. Ook over de plaats was goed nagedacht aan de voet van de ‘Ararat’ in het gebied van het huidige Armenië’ (Gen6). Hier vergaderden de priesters met al het van huis uit meegebracht gedachtegoed. Het resulteerde in een overweldigende opeenhoping van leven brengende zeggenschap, waar niemand echter raad mee wist. Nog in hetzelfde jaar werd besloten aan de hemel het resultaat te tonen; en de aarde verder met rust te laten (Gen7-8). Voor ‘Noach’ was dit een debacle. Het priesterdom kon haar gezag niet baseren op een algemene geloofsinstelling onder haar leden; kon derhalve evenmin nog woordvoerder zijn. Het moest haar overstijgend gezag aan de hemel ontlenen om indrukwekkend te zijn. Maar waar de een vroeg om een schrikbewind, had de ander voldoende aan een regenboog. Het priesterdom bleef verdeeld in dat van de ‘Semieten’ in het oosten, van de ‘Chamieten’ in Egypte en van ‘Jafeth’ in het Griekse eilandenrijk ten westen. ‘Kanaän’, het land der Joden, lag er midden tussen in (Gen9,1-18). Als overkoepelend orgaan legde ‘Noach’ zich voortaan toe op de ontwikkeling van een alles overstijgende spiritualiteit; tevens blijk van onvermogen. Dit werd door de priesters van ‘Cham’ ook zo gezien. De priesters van ‘Sem’ en ‘Jafeth’ daarentegen zagen het als een waardige bekleding van heel hun priesterlijk bestaan (Gen9,19-23).
Voor ‘Noach’ werd toen duidelijk, dat het Joodse land ‘Kanaän’ vanwege haar dienstbaarheid voor een priesterdom altijd een vloek zou zijn; mits ‘Sem’ en ‘Jafeth’ erin zouden slagen ‘JHWH’ tot hun God, en ‘Kanaän’ voor hen dienstbaar te maken (Gen9,24-27). Doch na een bestaan van totaal negenhonderdenvijftig jaren had ‘Noach’ niets meer in te brengen. In dat jaar (omstreeks 1950 v. C.) kregen Hebreeën zeggenschap in het grensgebied tussen Egypte en Kanaän (Gen9,28-29).
* In de naam ‘Noach’ lees ik het omgekeerde van ‘Hanoch’. Door zich te richten op het aardse bestaan kreeg sultan ‘Sargon I’ de priesters in het rijke landbouwgebied ‘Mesopotamië’ tussen de rivieren Eufrath en Tigris, met zich mee. Hij stichtte de eerste Semitische priester-dynastie. Veel priestersteden sloten zich erbij aan.
* Het leidde echter niet tot eenwording. Het jaar 2300 v. C. wordt als keerpunt beschouwd. De autonomie van de afzonderlijke cultuurgebieden moest alsnog worden gerespecteerd.
In navolging van ‘Noach’ traden in het laatste millennium voor Christus vanuit Mesopotamië de Assyriërs op. Zij wilden alsnog een algemeen geldend priesterdom realiseren. Dit leidde tot een politiek machtsspel, waaraan heel de priesterwereld deelnam. En vanuit het kerkelijke Juda werd ook het oostelijk bekken van de Middellandse Zee erbij betrokken; zelfs wapengeweld werd daarbij niet geschuwd. De profeten van ‘Elisa’ (God verlossing) vestigden er hun zeggenschap. Restanten van het oude priesterdom Egypte werkten eraan mee (Gen10,1-7). Over heel dit streven naar eigen geloofwaardigheid, zeggenschap, macht en zelfverrijking konden de Kanaänieten vanwege hun Joodse geloof geen oordeel geven (Gen10,8-20). ‘Hebreeën’ deden toen voor hen het woord. Zij waren nog steeds priesters overeenkomstig de tradities van ‘Sem’ (Gen10,21-22).
De ‘Hebreeën’ leefden in afzondering en accepteerden al sinds lang dat priesterlijke eenheid niet haalbaar was. Zij verdiepten zich in religie, waarbij ‘God is vriend’ de eerste gedachte was. Door hen ook werd godsdienst als wederzijdse dienstbaarheid beleefd; en bij ‘God’ werd aan een vertrouwd vaderschap gedacht. Met name gold dit voor de geloofsgemeenschappen ter weerszijden van ‘de Rode Zee’. Vanuit hun ervaringen werd het Hebreeuwse boekwerk geschreven, dat door Joden als leerboek kon worden gehanteerd (Gen10,22-32). In Babylon de oude priesterstad in Mesopotamië bouwden priesters een centrum van gezag; weliswaar op goed gefundeerde gronden en met samenhang van argumenten, niettemin strijdig met JHWH. Het Hebreeuwse boekwerk schreef ertegenin, waardoor in de religieuze wereld van die dagen een totale spraakverwarring ontstond (Gen11,1-9).
Dit Hebreeuwse boekwerk nu voerden de Phoeniciërs met zich mee bij hun vertrek uit Kanaän. Het werd het Joodse leerboek en bestond uit ‘zeven’ delen, teken van volledigheid. Het werd onderwezen op ‘school’; ‘synagoge’ in het Hebreeuws genoemd.