‘om te beginnen’ (Genesis) | ||
‘dit zijn de namen’ (Exodus) | ‘in de woestijn’ (Numeri) | ‘JHWH is verlossing’ (Jozua) |
‘besturen’ (Richteren) | ‘in Naam vanGod’ (Samuël) | ‘gezagvoerders’ (Koningen) |
De eerste leergang vertelt ons de geschiedenis van de Hebreeën; hun ontwikkeling in de woestijn, hun vestiging in het zuiden van Kanaän als patriarchaat in verbondenheid met Egypte en haar priesterdom en met zicht op het Joodse leven in Kanaän. De tweede leergang bespreekt de geschiedenis van de priesters van Israël, nadat omstreeks 1325 v. C. het priesterdom van Egypte werd afgeschaft. De derde leergang brengt het gezagsprobleem ter sprake bij achtereenvolgens het optreden van bestuurders, priesters en profeten.
Het belangrijkste van een leerboek is, dat men vooraan begint met lezen en pas verder gaat nadat men het voorafgaande begrepen heeft. Overigens is dit geen groot probleem, want als lezer merkt men vanzelf wanneer men niet langer begrijpt en dat men het voorgaande moet herlezen eer dat men verder kan. Maar wij moeten het wel doen met vertalingen, die aan een bestaande voorafgaande kerkelijke overtuiging min of meer zijn aangepast.
De moderne exegese legt zich toe op enkel lezen wat er staat. Kerkelijke verklaringen of persoonlijke opvattingen worden derhalve weerlegd of genegeerd. Temeer bestaat behoefte aan verklaringen die wij ontlenen aan onze geschiedkundige kennis van het verleden; terwijl ook die kennis vaak aan de Bijbel is ontleend. Bijgevolg wordt het Hebreeuwse leerboek meest nog als een verzameling van geschriften gelezen, zodat men er selectief mee om blijft gaan. Vandaar dit boek; omdat het – zo blijkt – als leerboek werd geschreven. De grootste obstakels worden gevormd door namen. Een leerboek is echter nooit gebaseerd op personen, maar op algemene ervaringen die naar begrippen verwerkt zijn. De Bijbelse namen krijgen pas betekenis door ze op te zoeken in ‘n woordenboek en vervolgens na te gaan in welke teksten en verbanden zij zijn gebruikt. Dan blijkt dat door het niet vertalen van namen ons niet alleen veel wordt onthouden, maar ook dat wij gelovigen kerkelijk zijn en nog steeds worden misleid.
Overigens is personificatie van begrippen in alle literatuur een bekend verschijnsel. In het verhaal van ‘Noach’ lezen wij als vanzelf de ontwikkeling van een priesterdom dat zich afkeert van een hemelse beleving en zich toelegt op aardse zeggenschap. Joden daarentegen doen daaraan niet mee; leggen zich toe op dienstbaarheid. Geen godheid, die daarom vraagt! Dienstbaarheid kan enkel maar met aards bestaan verbonden zijn.